Het inzicht: Yoga deel 1
Marleen Caers
Beste luisteraar, u bent afgestemd op een gloednieuw programma van radio Maria. Als naam voor dit programma kozen we
voor ‘Het inzicht’. U zult me voortaan elke eerste en derde dinsdag van de maand horen van kwart over 5 tot 6. In deze
gloednieuwe programmareeks zullen we vooral de rijkdom van ons eigenste katholiek geloof belichten tegen het licht van
een immens spiritueel aanbod van de dag van vandaag.
1. In het kader van dit programma heb ik heel wat opzoekingwerk gedaan en wat mij meteen opviel is dat mensen
tegenwoordig massaal bezig zijn met Oosterse religies en filosofieën, met allerhande vormen van yoga, met zen, met
exotische meditatiepraktijken en geneeswijzen; het aanbod is werkelijk eindeloos. Het valt me op dat mensen kritiekloos
aan dit alles meedoen, als het maar relax en ‘zen’ is, als het maar eenheid brengt en je tot zelfverwerkelijking brengt.
Er is ondertussen een hele nieuwe woordenschat ontstaan die bij elk van die nieuwe of pseudo-nieuwe disciplines
thuishoort. Yoga of zazen kan tegenwoordig in heel wat kloosters beoefend worden, ze duiken in Vlaanderen ook op in de
vormingsprogramma’s van sommige bisdommen; op de informatietafels achteraan in parochiecentra of in kerken vind je
allerhande folders en uitnodigingen om je ‘spiritueel welzijn’ te bevorderen. Het is een evolutie die zich razendsnel
doorzet, en waar ieder van ons op de een of andere wijze al mee in aanraking gekomen is of aan meedoet.
Het individualisme en het rationalisme van de laatste decennia hebben de rangen van de christenen niet gespaard. Het is
tegenwoordig in om afstand te nemen van de Kerk, of om zich openlijk tegen de Kerk te verzetten. Voor velen wordt de
Kerk herleid tot een instituut dat voorbijgestreefd is en dat geleid wordt door een aantal oude prelaten die met
nostalgie terugdenken aan het rijke roomse leven. Bij het begin van het derde millenium is de mens eindelijk
geëmancipeerd en is hij tot het punt gekomen dat geen enkel instituut, of geen enkele autoriteit hem of haar nog kan
dicteren wat hij al dan niet moet doen of laten, en zeker niet op religieus gebied! Hoewel wij in een sterk
geseculariseerde maatschappij leven, stellen we vandaag toch een krachtige terugkeer van de religiositeit vast. Nochtans
dacht die maatschappij waaronder een aantal politici, nog niet zo lang geleden dat ze de religie definitief verbannen
had. Het nieuwe is ongetwijfeld dat de overtuiging en de praktijken zich niet langer beperken tot het aanbod van een
welbepaalde godsdienst, het christendom b.v., de nieuwe religiositeit claimt veel ruimer te zijn. Het is bon ton om zich
vandaag de dag een eigen religieuze ‘kit’ samen te stellen, gepersonaliseerd, waarbij er rijkelijk elementen uit diverse
religies of filosofieën ontleend worden. En dit volgens de intuïtie van het ogenblik, en zonder zich af te vragen of
alles wel coherent is. Is het allerbelangrijkste daarbij niet dat we boven alles ‘eerlijk zijn met onszelf’, en dat we
kunnen genieten? Voor veel mensen bestaat objectieve waarheid niet meer en moet ze wijken voor een beleefde
subjectiviteit. Iets voelt ‘goed’ aan of niet! En met dat ‘goede’ gaan ze verder. Morele waarden hebben hun norm
verloren en worden verwezen naar de privésfeer. De Joods-christelijke Openbaring hoort nog slechts thuis in een lange
rij van andere overtuigingen die allemaal iets zeggen over de zin van het leven. Eén zaak valt wel op: men fixeert zich
niet in een definitieve aanhechting. Men is ‘op zoek’. Als je mensen tegenwoordig vraagt hoe hun geloof eruit ziet,
antwoorden ze vaak: ik geloof wel in iets, maar wat dat dan precies is, weet ik niet! En zo is de term ietsisme geboren!
Men is dus op zoek, maar men wil of men durft vooral niet vinden; dat zou immers binding, duur en engagement met zich
meebrengen: allemaal woorden, termen, die vrees aanjagen in onze vluchtige cultuur. Het betekent vaak dat mensen zich
onkritisch aansluiten bij een geheel van uitspraken die als waar aangenomen worden, op basis van het gezag van een
persoon, een goeroe b.v., of van de instantie die ze doorgeeft. Vragen worden er niet of zelden gesteld, het is alsof
men angstig is om dieper op de zaak in te gaan. En toch noemen mensen zich nog steeds ‘christen’. Maar wat bedoelen ze
daarbij? Over welk christendom spreken ze dan? Het wordt hoe langer hoe moeilijker om uit te vissen wat voor een soort
van geloof er achter de term ‘christen’ steekt. Misschien is deze voorstelling te karikaturaal, maar de tendensen zijn
wel herkenbaar.
Deze evolutie is een uitdaging voor ons, christenen, voor ons katholieken. Vele christenen worden in deze tijd door een
zekere fascinatie voor het nieuwe – misschien een soort exotisme – ertoe gebracht zich eerder te interesseren voor het
hindoeïsme en het boeddhisme dan voor hun eigen godsdienst. Dat leid je al af aan het grote aantal boeddha’s die je in
woonkamers, in tuinen en in winkels aantreft. Ook de media spelen heel handig in op deze trend en zijn er ook deels voor
verantwoordelijk. En aangezien de meesten van hen slechts een zeer elementaire kennis hebben van de inhoud van hun
geloof, beschikken ze niet over de instrumenten tot onderscheiding die hen in staat zouden stellen tot een kritische
reflectie. Nochtans zijn mensen op zoveel zaken kritisch, maar niet op dit domein. Zo lijkt hun christendom soms op een
wondere, syncretische cocktail die op een vermetele manier verrijzenis met reïncarnatie vermengt, de godheid van
Christus met avatars, gebed met meditatieve yoga of zazen, extase met enstase, leven in de H. Geest met versmelting in
het Grote Al… Een dergelijke verwarring helpt noch het christendom, noch het hindoeïsme, noch het boeddhisme, noch al
die andere religies en filosofieën! Apostel Paulus geeft ons al een eerste antwoord in zijn brief aan de Filippenzen:
‘Alles wat waar is, wat edel is, juist, zuiver, waardig van bemind en geëerd te worden, wat deugd heet en lof verdient,
breng dat alles op uw actief.’ (Fil 4,8) Hij bedoelde daarbij: dit alles komt van Christus en vindt in Hem zijn volheid.
Waar echter die tradities een spiritualiteit aanbieden die onverzoenbaar is met het evangelie, niets te zien heeft met
Christus, of van Hem kan wegvoeren, daar tonen zij hun menselijke oorsprong en zijn ze niet verenigbaar met een
authentiek leven in de H. Geest. We moet dus leren onderscheiden en schiften in het licht van de Openbaring en in de
context van een levend geloof. (De verboden ervaring, Hfdst. VI, p. 89-90)
En met deze woorden is de toon van ons nieuwe programma gezet! Ik wil jullie, luisteraars, uitnodigen om samen met mij
een blik te werpen op het spiritueel aanbod van vandaag, en vooral om stil te staan bij de achtergrond en de inspiratie
van een aantal praktijken. Daaruit zullen we veel kunnen leren en zullen we vooral betere keuzes kunnen maken. Bij elk
van die disciplines en praktijken die zullen besproken worden, zal ik als referentie het katholiek geloof nemen zoals de
Kerk en de Traditie ze ons leren. De Schrift en de Katechismus van de Katholieke Kerk zullen onze hulpmiddelen zijn. Ook
kerkelijke documenten. Ik zal ook te rade gaan bij specialisten in dit vakgebied die vaak tot hun kennis en wijsheid
gekomen zijn nadat ze zelf bevrijd zijn uit de strikken van de nieuwe religiositeit. Ik zal ook diverse getuigenissen
aanhalen van wat mensen zoal hebben meegemaakt door hun engagement in de nieuwe religies. U zult verrast zijn! En
misschien op bepaalde ogenblikken ook onthutst! Er zijn helaas al heel wat persoonlijke drama’s opgetekend! Het is een
materie die veel te weinig gekend is. Daarom aan het begin van mijn programmareeks mijn uitnodiging aan u om samen met
mij op een eerlijke en oprechte manier naar elk van deze zaken te durven en te willen kijken. Want ik zou het zo durven
uitdrukken: onze persoonlijke toekomst en die van Kerk en maatschappij staan op het spel.
2. Ik wil vandaag meteen van wal steken met een thema dat razend populair is. U raadt het al: de yoga. “Iedereen aan de
yoga”. Ik geloof niet dat ik met deze slogan overdrijf. Yoga wordt tegenwoordig gezien als hét middel om te overleven in
onze over-stress-te maatschappij. Meer dan eens krijgt de overwerkte zakenman of vrouw bij burn-out het medisch advies
om yoga te gaan doen. Ook de ziekenfondsen bieden yoga-cursussen aan. Op elke hoek van de straat, bijna, is er
tegenwoordig wel iemand die je kan inwijden in de een of andere vorm van yoga. Want meer en meer mensen volgen een
opleiding tot yoga-docent en starten daarna met hun eigen school. De verschillende soorten van yoga zijn ondertussen
niet meer te tellen! Ik noem er enkele op: naast de klassieke en waarschijnlijk meest gekende hatha-yoga is er b.v.
knuffel-acro-yoga, dru-yoga, chakra-yoga, kundalini-yoga, yin-yoga, lach-yoga, Siddha-yoga, Hot-yoga, chinese yoga,
holistische baby- en peuter-yoga, … Er zijn heel veel redenen waarom mensen aan yoga doen: om tot rust te komen, om weer
in evenwicht te komen, om meer energie te krijgen, om negatieve emoties te leren loslaten, om beter te leren voelen, om
beter te slapen, om je lichaam en geest te detoxen, om je lichaam mooi te houden,… Het zijn voor een groot stuk
“Westerse interpretaties” van de eeuwenoude yoga-praktijk. Ik vermoed dat de échte yogi uit India hun wenkbrauwen zouden
fronsen bij deze opsomming van praktijken en redenen waarom mensen hier bij ons aan yoga doen. Daarom stel ik voor om de
echte, authentieke yoga te gaan toelichten. Ik zal proberen daarbij niet te technisch te worden! Maar het is wel nodig
om het één en ander beter te kunnen begrijpen.
In de loop van de eeuwen is de yoga tenvolle geïntegreerd in het hindoeïsme. In het boeddhisme is ze niet essentieel,
maar toch behoudt de yoga er een belangrijke plaats als aan te bevelen discipline. De verspreide geschriften aangaande
de yogadiscipline werden op schrift samengebracht in de eerste eeuwen van onze tijdrekening, in de vorm van de
yoga-sutra’s, traditioneel toegeschreven aan Patanjali. Waaruit bestaat deze discipline? De yoga verschijnt als een
nauwgezette kunst van individuele geestelijke bevrijding en voert zo tot het genieten van het Absolute in de ervaring
van de samadhi, de verlichting. Een andere naam hiervoor is satori, … Welk mensbeeld zit achter deze discipline? Het is
belangrijk hiernaar te kijken. De yoga leert ons dat de geestelijke dimensie van ons wezen gevangen zit in een
veranderlijke, onstabiele en uiteindelijk ontgoochelende wereld. De verwarring tussen die geestelijke dimensie en die
onstabiele wereld zal de oorzaak zijn van al ons lijden. Daarom is de essentiële bedoeling van yoga om het geestelijk
wezen in ons te ontdoen van de elementen van de materiële natuur en het zo terug te brengen tot zijn oorspronkelijke
afzondering en zuiverheid. Geleid door zijn goeroe – dat is de onmisbare geestelijke meester die hem gaat onderwijzen –
gaat de ingewijde voort op de weg van de acht anga’s, dat zijn de acht etappes die hij progressief moet integreren om
tot de verlichting te komen. Het gaat dus om een zelfbevrijding onder leiding van een attente meester. De eerste 2
etappes stellen de morele voorschriften voor, de noodzakelijke regels van hygiëne en ascese tot beheersing van de
verlangens. De 2 volgende bestaan uit de asana’s, dat is een geheel van houdingen die moeten leiden tot een volkomen
lichaamsbeheersing; en de pranayama of ademcontrole, die erop gericht is de ademhaling te verdiepen en haar ritme
progressief te vertragen. De bedoeling is dat ze min of meer langdurig ophoudt; de samadhi wordt immers pas bereikt in
een staat van bijna-inactiviteit van de ademhaling. De vier laatste fasen zijn die van de fixatie van de gedachten, de
meditatie en ten slotte de 2 niveaus van de identificerende contemplatie.
Ik wil even ingaan op de laatste etappes. De geest leert er afstand nemen van zintuiglijke voorwerpen, en weigert wat
dan ook te ontvangen van zintuiglijke realiteiten. Ook de mentale activiteit wordt opgeschort. Er zijn geen gedachten
meer, geen oordeel: de wereld verschijnt als een koud en stom schilderij zonder betekenis. Dit afstand nemen van de
zintuigen en de psyche wordt in de hand gewerkt door de concentratie. De ingewijde fixeert zijn aandacht op om het even
welk reëel voorwerp of op een fictief object. Hij kan ook een mantra, die hij ontvangen heeft van zijn meester,
onbeperkt herhalen totdat de gecentreerde aandacht erin slaagt het denken stop te zetten. De ingewijde bereikt dan de
voortdurende medatie of dyana, die men in het Japans ‘zen’ zal noemen. Als de geest zich verliest in zijn object,
bereikt de mediterende tenslotte de samadhi, d.i. de totale fixatie van de geest op het object. Die toestand wordt
beschouwd als de bekroning van alle inspanningen van de asceet. Het is een volkomen integratie van het subject en het
object. Er is geen ruimte meer voor om het even welke persoonlijke mentale activiteit. De fusie tussen het geestelijk
subject (atman) en het Absolute (Brahman), opgevat als uiteindelijke essentie van het object en subject, is totaal.
Nu kom ik terug op de lichaamsoefeningen en de ademhalingsoefeningen. Zij hebben tot doel de bewustzijnstoestanden te
wijzigen door in te werken op het functioneren van het neurofysiologisch systeem. Dat is echter niet zo eenvoudig, want
die activiteit zou zich afspelen op het niveau van subtiele energieën waarvan men aanneemt dat ze ons lichaam zouden
doorlopen. Ik spreek in de voorwaardelijke wijs, want we hebben weinig of geen middelen om de theorieën met betrekking
tot deze subtiele energieën, die we occult kunnen noemen, te verifiëren. Met die subtiele energieën bedoelen we alle
vormen van energie of alle natuurlijke krachten die een effect voortbrengen dat we kunnen vaststellen, maar die we op
dit moment niet wetenschappelijk kunnen meten of beheersen. Met andere woorden, van dit occult domein weten we niet erg
veel tenzij via de omweg van esoterische scholen en de oosterse tradities, waaraan het esoterisme trouwens vaak zijn
denkbeelden ontleent. Het onderwerp van esotero-occultisme zal ik later nog uitgebreid behandelen. Belangrijk om weten
is dat het hindoeïsme zijn kennis op gebied van de subtiele energieën niet echt gesystematiseerd heeft. De westerse
esoterici hebben dat wel gedaan. Bij het hindoeïsme is die kennis trouwens totaal ondergeschikt aan de spirituele,
mystieke bedoeling. Het gebruik van dergelijke energieën voor het bereiken van een praktisch resultaat, is een westerse
afwijking waaruit de magie ontstaan is. Men spreekt van witte magie (weldadig effect) en zwarte magie of hekserij
waarbij het nagestreefde effect nadelig is voor de persoon in kwestie. Dit soort gebruik van occulte energieën wordt in
elk geval door de hindoeïstische geestelijke meesters streng veroordeeld, zelfs wanneer de bedoeling goed zou zijn.
Hoe zit het nu met die subtiele energieën in het hindoeïsme? Het gaat het om de circulatie van energieën die ons lichaam
doorstromen en die ons in relatie brengen met de kosmos. In de taoïstische opvatting is de fundamentele materie van het
heelal een oorspronkelijke subtiele energie. Deze differentiëert zich binnen in zichzelf in twee elkaar aanvullende
polariteiten: ying en yang. Zij zouden door hun bewegingen en transformaties alle wezens voortbrengen. Op analoge wijze
leert de yoga dat de goddelijke Energie zich in twee complementaire vormen kenbaar maakt: de shakti, uitdrukking van de
vrouwelijke, baarmoederlijke energie, en de shiva, uitdrukking van de scheppende, mannelijke energie. De veelheid van
wezens zou ontspringen uit de spanning tussen die twee polariteiten. Het menselijk wezen wordt voorgesteld als een
microkosmos die eveneens voortkomt uit de spanning tussen de 2 tegengestelde energetische polen. De mens wordt van top
tot teen doorstroomd door de vitale energiestromen, prana’s genoemd. Het prana irrigeert het organisme door in de
kanalen of nadi’s te stromen – te vergelijken met de Chinese meridianen. Er zijn 14 belangrijke nadi’s en een
onberekenbaar aantal ondergeschikte nadi’s. Twee van de hogere nadi’s, de ida en de pingala, situeren zich rond de
wervelkolom. Volgens de traditie van de yoga buigen zij zich af vanaf het linker en rechter neusgat rondom de centrale
nadi of sushamna, gesitueerd in de wervelkolom. Daar waar de nadi’s zich kruisen, verschijnen energetische centra. Die
centra van waaruit het prana zich over het hele lichaam verdeelt, noemt men chakra’s. De traditie vermeldt honderden van
die centra; vijf hogere centra situeren zich langsheen de wervelkolom, 2 hogere in het hoofd. De pingala-nadi vervoert
de neerdalende zonne-energie, geassociëerd met shiva. De ida-nadi transporteert de opgaande maanenergie, geassimileerd
met shakti. Ha betekent zon, tha maan, hatha yoga. De inspanning van de yogi bestaat erin de aardse energie, de shakti,
ook kundalini genoemd, waarmee hij in contact is door de basis van de wervelkolom, te doen opstijgen tot de top van de
schedel, waar zij de hemelse energie, de shiva, zal ontmoeten. Als die 2 energieën met elkaar in contact komen, worden
ze geneutraliseerd. Zo verdwijnt onmiddellijk de illusie van het ‘ik’, en wordt de oorspronkelijke eenheid van het
goddelijke purusha hersteld. Eenvoudig uitgedrukt: het individuele bewustzijn verdwijnt en daarmee ook elke mogelijkheid
van persoonlijke karmische actie.
De aardse energie, de shakti of kundalini wordt voorgesteld als een slang die opgerold ligt aan de basis van de
wervelkolom. De yoga-oefeningen hebben als doel de kundalini te wekken die zich progressief opricht. Naarmate zij zo
opstijgt in de wervelkolom, stimuleert de kundalini de chakra’s die zij op haar weg ontmoet. De chakra’s zouden de
inwendige energieën van de menselijke microkosmos in resonantie brengen met de corresponderende energetische niveaus van
de macrokosmos. De opening van een chakra door de kundalini veroorzaakt een mediamiek effect. De yogi krijgt dus
paranormale gaven. De opgevangen energie zal nu vrij in de yogi circuleren. Vanaf dat ogenblik kan de yogi de gegevens
opvangen die door die energie getransporteerd worden, en hij kan ze zelfs gebruiken voor een of ander doel. Dan bevinden
we ons op het terrein van de magie. Nogmaals, de echte geestelijke leiders waarschuwen hun leerlingen streng tegen het
gebruik van dergelijke krachten. Swami Vivekananda zei: ‘Speel niet voor leerling-tovenaar, je zult krachten vrijmaken
die je niet meer kunt beheersen.’
3. In mijn laatste deel van dit programma wil ik graag een getuige aan het woord laten. Het is de van oorsprong
Belgische pater Joseph-Marie Verlinde. In zijn jonge jaren maakte hij kennis met de New Age. In die gedachten stroming
zal hij door de poort van de Transcendente Meditatie in de yoga geïntroduceerd worden. Zijn goeroe Maharashi Mahesh
Yogi, de goeroe van de Beatles, stelde deze techniek voor als een simpele en gemakkelijke weg om hogere
bewustzijnsniveaus te bereiken. Die zouden leiden tot een volle realisatie van zichzelf. Joseph-Marie Verlinde wordt na
een bepaalde periode de persoonlijke secretaris van zijn goeroe en hij krijgt in die hoedanigheid de kans om gedurende
lange periodes in de Himalaya yoga te beoefenen. Hij heeft meerdere malen de toestand van samadhi beleefd. Hij heeft op
zijn beurt anderen geïnitieerd in deze vorm van meditatie en yoga. Toch keerde Joseph-Marie Verlinde terug naar de God
van zijn jeugd. Hoe kon dat gebeuren? Laten we hem zelf daarover aan het woord laten: “Er was de onvoldaanheid bij het
beleven van de oosterse meditatietechnieken. Er bleef steeds een Afwezigheid van de Andere, een Gij, naar wie ik
verlangd had mij te richten. Daar heb ik de diepte mogen ondervinden van dat woord van Augustinus in zijn Belijdenissen:
“Gij hebt ons hart voor u gemaakt, Heer, en ons hart is onrustig tot het rust vindt in U.” De versmelting, de eenwording
met het Al, die ik heb ervaren in de oosterse meditatie, gaf me niet de vrede die ik zocht. Ik vermoedde dat de ware
vrede niet enkel bestond in een sereniteit, zonder relationele conflicten, maar in een volmaakte eenwording, een
communio met de Andere die zich voortdurend aanbiedt in een gratuite liefde. Er waren vervolgens bepaalde toestanden in
India die ertoe bijdroegen om mijn evolutie verder te helpen. Ik was in het noorden van India op reis samen met mijn
goeroe. Bij de ochtendschemering reden we voorbij een dorp waar de bevolking bezig was hun eentonige vedische gezangen
te laten opstijgen bij de rituele wassingen. Plots stootte mijn voet tegen iets dat bleek een kreunend menselijk lichaam
te zijn. Ik zag een man uitgestrekt op de grond. Hij beefde over heel zijn lichaam. Ik buig me over hem en wil hulp
halen wanneer ik de goeroe hoor die mij roept en zegt: “Kom, laat hem liggen…” En wanneer hij ziet dat ik aarzel, eraan
toevoegt: “Het is zijn karma.” Ik stond aan de grond genageld en ben dan de goeroe gevolgd, als een automaat, tot aan de
stroom waar iedereen de wassingen aan het doen was in een volstrekte onverschilligheid, op enkele tientallen meter van
de plaats waar de man lag te sterven. Een andere keer, eveneens in het noorden van India, ontmoette ik, samen met mijn
goeroe, een groep Indische melaatsen die hun belletjes deden rinkelen zowel om te verwittigen van hun aanwezigheid als
om aalmoezen te ontvangen. Toen ik perplex stond bij dit hallucinant spektakel zei de goeroe tegen mij: “Verwijder je.
Laat hen de weg van hun karma verder gaan.” Hoe ontroerd was ik wanneer ik later vernam dat Franciscus van Assisi in een
gelijkaardige ontmoeting met een melaatse de weg van zijn bekering gevonden had. Hij stapte van zijn paard, na een
eerste beweging van afkeer te hebben overwonnen en in de overtuiging dat in die melaatse de Christus leeft, ging hij
naar hem toe en kuste hem. Christus had gans de mensheid omarmd, ook tot in de meest afzichtelijke verschijningen. Ten
derde was er een genademoment, een tussenkomst van de Heer, aldus Verlinde. In het kader van de bezigheden met de goeroe
in India was er ondermeer iemand uitgenodigd, een naturopaat uit Frankrijk afkomstig en christen. Wanneer deze in een
gesprek met Verlinde vroeg of hij ook gedoopt was en een christelijke opvoeding had gekregen, antwoordde hij daar
positief op. Dan kwam de vraag van de Fransman: “En nu, wie is die Christus voor jou?” Dan beschrijft onze auteur wat er
zich in hem afspeelde. Luisteren we naar zijn getuigenis! ‘Ik zou moeilijk exact kunnen weergeven wat er zich toen in
mij heeft afgespeeld. Ik hoorde alleen nog de naam Jezus die afdaalde tot in de diepste kern van mijn bewustzijn. Het
was alsof die naam een weerklank had veroorzaakt, of beter, een tegenwoordigheid had wakker gemaakt. Zijn
tegenwoordigheid. Ik werd bewust dat Hij er was, dat Hij er altijd was geweest, beschikbaar, gereed zich te tonen,
slechts wachtend op een teken, een appèl van mijn kant om zich opnieuw te manifesteren als mijn Heer. Ik had Hem
opgesloten in een vergeethoek van mijn hart en zijn allerhoogste Naam, gedragen door die vraag, kwam de deur openen van
zijn gevangenis die ook de mijne geweest was. En gij, wie zegt gij dat ik ben? Die vraag, die in het centrum staat van
het evangelie van Matteüs en Marcus, die vraag doorboorde mijn hart. Hij was er, heel dicht, in de discretie van een
tegenwoordigheid die zich voorstelt maar zich niet wil opdringen, want ze wil gekozen worden, verlangd, bemind worden.
Indien ik onder woorden zou willen brengen wat Hij in mijn hart bewerkte gedurende die momenten, dan zou ik zeggen: Hoe
lang nog zul je me laten wachten, mijn kind? Geen enkel oordeel, geen enkel verwijt, geen enkele berisping: alleen het
droevig maar toch hoopvol zuchten van een liefde die ik had verraden maar die er niet toe kon besluiten de beminde te
verlaten.’
Ik ben er zeker van: niemand die dit getuigenis beluistert blijft daarbij onberoerd. Pater Verlinde spreekt ons over een
dimensie van ons christen-zijn die quasi onbekend is, maar die wel naar het hart ervan uitgaat. De christelijke mystiek.
Het gaat om relatie met Christus, om een innige en vurige relatie met Jezus die ons leven vervult. Hoe weinig horen we
daarover. Ook ik heb deze dimensie van mijn eigen geloof pas ontdekt tijdens een diepe bekeringservaring, en dit na vele
jaren van omzwervingen in de Oosterse tradities en New Age. Voorafgaand aan mijn bekering had ik wel een stap gezet
waartoe ik uitgenodigd was tijdens een gebedsmoment bij Pinksterchristenen. Zij hadden me n.l. geleerd om Jezus in mijn
hart uit te nodigen. Jezus in mijn hart uitnodigen, waarom had ik daar in mijn katholieke opvoeding nooit over gehoord?
Het is een vraag die ik me tot op de dag van vandaag stel! Ik nodigde Jezus dus in mijn hart uit. Van dan af is er een
heel proces op gang gekomen. Ik vertaal het nu als volgt: eindelijk opende ik de deur in mijn hart waar Jezus al zolang
op klopte om te mogen binnen komen. ‘Ik sta voor de deur en Ik klop. Als iemand mijn stem hoort en de deur opent, zal Ik
bij hem binnenkomen en maaltijd met hem houden en hij met Mij’ lezen we in het derde hoofdstuk van de Apocalyps.
Het contrast tussen de technische aanpak van allerhande soms heel moeilijke en ingewikkelde lichaamshoudingen, van
ademhalingsoefeningen en meditatie-oefeningen rond fictieve of reële objecten van de yoga met de liefdesontmoeting
tussen Christus en mij in het christelijk gebed kan haast niet groter zijn. Teresa van Avila, kerklerares en specialiste
van het mystieke gebed zegt het volgende: “Ik kan er mij niet toe bewegen om menselijke middelen te gebruiken in zaken
waar Zijne Majesteit grenzen lijkt te hebben opgelegd en die Hij zich lijkt te willen voorbehouden. Problematisch noem
ik elke vorm van geweld die wij ons zouden willen aandoen, zoals onze adem inhouden; dat de ziel zich dus overgeeft in
de handen van God, opdat Hij van haar zou maken wat Hij wil en dat ze ondertussen zo weinig mogelijk zorg heeft voor
haar belangen en de meest grote overgave aan de wil van God.” Teresa bedoelt dit: het mystiek gebed is louter gave Gods.
Wij kunnen die niet afdwingen door bepaalde technieken of menselijke inspanning. Teresa heeft ook herhaalde keren
gereageerd tegen de werken van de Spaanse alhumbrados, die de contemplatie voorstelden als een onduidelijke
onderdompeling in de godheid, of als een ‘aan niets denken’, want zij zag er een gevaar in van terugplooien op zichzelf,
van een zich verwijderen van Jezus, van wie alle goede dingen naar ons toekomen. Vandaar haar kreet: ‘Zich verwijderen
van Christus, ik kan het niet verdragen.’
Met het getuigenis van pater Joseph-Marie Verlinde, en met deze enkele woorden van Teresa van Avila heb ik u willen
laten proeven van de rijkdom en de vervulling van ons christelijk geloof. Het is maar een eerste kennismaking, later
volgt veel meer. Ook over yoga en meditatie, en wat het precies met een mens doet, volgt later meer. Eindigen wil ik met
de woorden van die andere heilige van formaat, de H. Augustinus, die met zijn gebed haarscherp uitdrukt waar het in ons
christelijk geloof precies om gaat:
Laat heb ik U bemind, Schoonheid zo oud en zo nieuw, laat heb ik U bemind. Gij waart binnen, ik zocht U buiten. Daar
zocht ik dan en begreep de zin niet van de mooie dingen die Gij hebt gemaakt. Gij waart bij mij, ik was niet bij U. Al
die dingen die er niet eens zouden zijn als ze niet in U waren, hielden mij ver van U weg. Gij hebt geroepen met luide
stem, Gij zijt door mijn doofheid gebroken. Uw glans en uw schittering hebben mijn blindheid verjaagd. Ik heb U
ingeademd als een zoete geur. Ik loop verlangend achter U aan. Ik mocht U proeven en nu honger en dorst ik naar U. Gij
hebt me geraakt en ik verlang naar Uw vrede. Liefde die vuur is dat nooit dooft. Heilige Liefde, God, wees mijn vuur.