Het inzicht: de geestelijke strijd
Marleen Caers
Het inzicht: de geestelijke strijd radio Maria, 5 juli 2016
- Ik wil het vandaag hebben over de geestelijke strijd, en dus over de duivel. Het is een thema dat heel controversieel is, zowel voor gelovigen als voor ongelovigen, en zelfs binnen onze Kerk. We horen er amper over spreken. Onze huidige paus Franciscus is een uitzondering: hij spreekt openlijk over de duivel. Maar ik ben er zeker van dat heel wat gelovigen daar hun neus voor ophalen en denken of zeggen: waar komt hij nu mee voor de dag? In het verleden heeft de Kerk ons om de haverklap rond de oren geslagen met verhalen over de duivel. Wie gelooft daar nu nog in? Dat is toch niet meer van deze tijd!
Waar gaat het eigenlijk om in ons leven? Als wij rondom ons kijken, krijgen we de indruk dat het leven draait om carrière, om een mooi huis met alles er op en er aan, om geacht te worden bij de mensen, en om op tijd en stond te genieten van het leven. Soms krijgt het geloof daar ergens een plaatsje in, maar bepalend voor het leven is het voor velen niet. Onze maatschappij is de dimensie van de eeuwigheid uit het oog verloren. Nochtans draait daar precies ons leven rond! De wereld met al wat hij aanbiedt, is zo aantrekkelijk! We storten er ons volop in – er blijft amper tijd over voor ons innerlijk en geestelijk leven. Hier licht een glimp op van het werkterrein van de duivel. Zijn doel is immers ons af te houden van onze relatie met God en onze thuiskomst in zijn Liefde met alle middelen te voorkomen!
Mag ik een kort verhaal vertellen? Het komt uit de Bijbel. Waarschijnlijk heb je het nog nooit gehoord. Ik heb het ook nog maar een aantal jaren geleden voor het eerst ontdekt. Het heeft een behoorlijke indruk op mij nagelaten. Je vindt het terug in het eerste hoofdstuk van het Boek Job: “Op de dag dat de hemelingen gewoonlijk bij Jahwe hun opwachting maken, kwam ook Satan met hen mee. En Jahwe zei tot Satan: ‘Waar ben je allemaal geweest?’ ‘Ik heb rondgezworven over de aarde,’ antwoordde Satan. ‘Wel’, vroeg Jahwe, ‘heb je ook gelet op Job, mijn dienaar? Op aarde is er geen tweede zoals hij, onberispelijk, rechtschapen, hij vreest God en houdt zich ver van alle kwaad. ‘ Satan gaf ten antwoord: ‘Hij vreest God niet voor niets! Gij hebt hemzelf, zijn familie en heel zijn bezit aan alle kanten omgeven en beschermd, Gij zegent al wat hij onderneemt, en zijn bezit grijpt steeds verder om zich heen in het land. Maar pak hem eens aan, tref hem in al wat hij weet: wedden dat hij U vloekt in uw gezicht?’ Toen zei Jahwe tegen Satan: ‘Goed, al wat hij heeft is in jouw hand, alleen van hemzelf moet je afblijven.’ En Satan verliet de vergadering.”
Met dit verhaal bevinden wij ons in het hart van een heel groot mysterie! God schijnt het dus toe te laten in ons leven dat wij beproefd worden, bekoord, misleid worden, ja dat we soms alles kwijt geraken en aan de grond zitten. Dit lijkt ons onbegrijpelijk, hoe valt dit te rijmen met een Barmhartige, liefdevolle God? Inderdaad, het toelaten door God van het handelen van de duivel is een groot mysterie. Dit mysterie is voor mensen soms te groot, en kan de reden zijn waarom ze van hun geloof afhaken. Deze passage uit het boek Job brengt ons bij het daadwerkelijk bestaan van de Satan, van de demon, en van de geestelijke strijd waarin alle mensen zonder uitzondering verwikkeld zijn.
Eigenlijk beleven we vandaag een vreemde paradox: surfers op het net krijgen heel gemakkelijk toegang tot satanische sites die hen uitleggen wat ze moeten doen om een pact met de duivel te sluiten, en om zo eender wie schade te kunnen toebrengen. Maar tegelijkertijd hoor je heel wat christenen zeggen dat ze niet meer geloven in het bestaan van Satan. Ze doen er alles aan om dit ‘bij’geloof van hen af te schudden, omdat ze het beschouwen als een belachelijk overblijfsel van tradities die totaal achterhaald zijn. Nochtans is het geloof van de Kerk niet veranderd. Zowel de heiligen van vroeger als die van vandaag blijven de waarschuwing van de apostel Petrus ernstig nemen: “Weest nuchter, wordt wakker! Uw vijand de duivel zwerft rond als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om te verslinden.” (1 Petr 5, 8) Zij weten dat ze een heel leven lang een strijd tegen Satan te voeren hebben. De H. Paulus schrijft b.v. in zijn brief aan de christenen van Efese: “Leg de wapenrusting Gods aan om te kunnen standhouden tegen de listen van de duivel. Want onze strijd gaat niet tegen vlees en bloed, maar tegen de heerschappijen, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van deze duisternis, tegen de boze geesten in de hemelen.” (Ef 5, 11-12) Ook Jezus heeft meer dan eens zijn leerlingen gewaarschuwd dat ze moesten oppassen voor de duivel en dat ze tegen hem moesten vechten. Ook dat ze de Vader moesten bidden om hen te bevrijden van de Boze. Trouwens een belangrijk onderdeel van het apostolaat van Jezus bestond erin om duivels uit te drijven. Deze passages worden helaas vaak symbolisch uitgelegd.
De woestijnvaders die leefden in het begin van de vierde eeuw, hebben de strijd tegen de Satan in het centrum van hun spiritualiteit geplaatst. Het is een strijd die dag en nacht doorgaat. Als Jezus vrede belooft aan zijn apostelen, dan legt Hij er de nadruk op dat Hij een vrede geeft die niet is zoals de wereld die geeft. De vrede die Jezus geeft, zal de vrucht zijn van een overwinning op een ononderbroken strijd tegen de ‘Prins van de duisternis’. Heeft Jezus zijn leerlingen niet vaak gewaarschuwd dat ze in de wereld zouden te lijden hebben? Dat een leerling niet boven zijn Meester staat, en dat ze bijgevolg ook zouden vervolgd worden, net als Jezus? De H. Josemaria Escriva verduidelijkt: “Vrede is iets dat heel nauw verbonden is met oorlog. Vrede is het gevolg van een overwinning. De vrede vereist van mij een ononderbroken strijd. Zonder strijd zal ik geen vrede vinden.”
Laten we in de voetsporen treden van de woestijnvaders en van alle heiligen, en ons inspannen om de tactiek van de duivel beter te leren kennen, om zo een grotere triomf te verwachten. De duivel is immers heel geslepen. Dat is het eerste wat de Bijbel over hem zegt in Gen 3, 1: ‘Van alle dieren die Jahwe God gemaakt had, was er geen zo sluw als de slang.’ Wat kunnen we van hem zeggen?
- Hij probeert ons te vergiftigen en te manipuleren. Hij probeert ons te doen geloven dat hij slechts een idee is, dat hij bv niet meer is dan een pervers idee van een ‘stoute’ God waarin mensen veel te vaak geloofd hebben.
- Hij camoufleert zich als een engel van licht om ons te doen trappen in zijn valstrikken. Hij zaait misleidende slogans in onze geest waarin wij ook nog eens geloven:
- Je woedeaanvallen zijn geoorloofd: zij bewijzen dat je karakter hebt.
- Je moet niet zo lang bidden: je bent toch geen kloosterling!
- Waarom zou je moeten biechten? De schuldbelijdenis van de eucharistie is toch voldoende?
- Je hebt werkelijk geen tijd om te bidden: je hebt zoveel belangrijke apostolische taken te vervullen!
- Wees niet te goed! Je moet je niet als een sukkel gedragen. De mensen gaan van je profiteren!
- Als je teveel naar je fouten kijkt en er teveel tegen vecht, word je pessimistisch en een zuurpruim.
- Hij wiegt ons geweten in slaap. Dat is het fameus principe van het ‘verkeerd’ geloof of het beliegen van jezelf. De farizeeër is verblind door zijn goede werken en herkent zijn eigen egoïsme niet meer. Wij beschikken helaas over de vreselijke mogelijkheid om niet te kijken naar datgene waar we niet naar willen kijken: de miserie in de wereld, ons groot egoïsme, onze capaciteit om na elke val, weer te kunnen opstaan, ons sterfelijk bestaan.
- Hij gebruikt valse propaganda. Hij verspreidt informatie die niet strookt met de Blijde Boodschap van de Evangelies. Denk maar aan het mooie maar tegelijk misleidende aanbod van de New Age! Dergelijke valse informatie is niet alleen schadelijk, maar ze belet gelovigen ook van bepaalde aspecten van het Evangelie aan te nemen die een grote hulp voor hen zouden zijn in de geestelijke strijd. Als ik bv het bestaan van engelen ontken, dan beschik ik niet over de mogelijkheid om hun bescherming in te roepen of hun tussenkomst in de strijd tegen de duivel. Trouwens, als ik niet in het bestaan van engelen geloof, geloof ik evenmin in het bestaan van ‘gevallen’ engelen! Een andere valse propaganda is, dat de goddelijke Voorzienigheid een fabeltje is. Als ik mij verzet tegen het mysterie van de Goddelijke Voorzienigheid in de loop van de geschiedenis, als ik niet meer durf geloven dat God werkelijk Heer is van de tijd en van de geschiedenis, dan kan ik ook niet sereen blijven te midden van beproevingen die God in mijn leven toelaat. Ik zal niet in staat zijn te zeggen wat de heiligen zegden: “Heer, uw wil geschiede.” Ik zal niet meer, zoals Thérèse van Lisieux, kunnen zeggen: “alles is genade”. Erger nog, ik zal revolteren tegen God.
- Hij gebruikt medeplichtigen. Hij maakt gebruik van onze passies, van de 7 hoofdzonden, die de bron zijn van alle andere zonden. De onmatigheid en de onkuisheid maken ons slaaf van onze lichamelijke driften. De luiheid doet ons altijd dringende zaken uitstellen. De afgunst maakt ons droevig bij de successen van anderen. De * gierigheid* sluit ons hart voor de noden van anderen. En de trots doet ons de Bron van onze talenten vergeten. Zij is de ergste van alle hoofdzonden!
- Hij beschikt over geheime wapens. Satan gebruikt zowat overal op onze weg anti-persoonsmijnen: het geniepige wapen van de ontmoediging. Zo is er de ontmoediging van de pas bekeerden die gaan wanhopen als ze in de gaten krijgen hoe traag ze vorderen. Er is de ontmoediging van de christenen bij het zoveelste schandaal van pedofilie in de Kerk. Of de ontmoediging van vurige gelovigen die vaststellen wat er allemaal misgaat in onze kloosters en in onze parochies. En tenslotte is er de ontmoediging van de apostelen bij het vaststellen van de ogenschijnlijke mislukking van hun apostolaat.
- Het eerste wat wij moeten doen, willen wij de strijd die de Heer ons vraagt om tegen Satan te voeren winnen, is ons niet laten beïnvloeden door de tendentieuze praatjes van tegenwoordig die ons proberen te overtuigen dat Satan geen persoon is, maar dat hij slechts een idee is, of een onpersoonlijke kracht. Vanaf het begin van zijn openbaar leven heeft Jezus zijn Messiaanse autoriteit getoond in zijn beoefening van exorcismen. En de evangelisten merken duidelijk het verschil op tussen de genezingen die Jezus uitvoert en de bevrijding die Hij bewerkt bij de bezetenen: “In de avond, na zonsondergang, bracht men allen die lijdend of bezeten waren, bij Hem. Velen die aan allerlei ziekten leden, genas Hij en Hij dreef tal van boze geesten uit.” (Mc 1, 32-34) Dat onderscheid vinden we ook als Jezus zijn leerlingen uitzendt: “Hij riep zijn 12 leerlingen bij zich en gaf hun de macht om de onreine geesten uit te drijven en alle ziekten en kwalen te genezen” (Mt 10, 1). Elders spreekt Jezus over het eeuwig vuur dat voorbereid is voor de duivel en zijn engelen (Mt 25, 41) en Hij gebruikt sterke bewoordingen om te spreken over het lot van diegenen die er terecht komen ( de vuuroven waar geween zal zijn en tandengeknars – Mt 13, 42). Hij zegt ons dat het beter is om met 1 oog door het leven te moeten gaan dan met 2 ogen in de hel geworpen te worden (Mc 9, 47).
Wat leert de Kerk ons over dit onderwerp? Laten we eens kijken naar enkele paragrafen uit de KKK (391 tot 409):
- Achter de keuze van onze stamouders voor ongehoorzaamheid gaat een verleidelijke, aan God tegengestelde stem schuil, die hen uit afgunst de dood doet ondergaan. De Schrift en de Overlevering van de Kerk zien in dit wezen een gevallen engel, satan of duivel geheten. De kerk leert dat hij eerst een door God geschapen, goede engel geweest is. De duivel en de andere demonen zijn immers door God als van nature goed geschapen, maar zij zijn uit zichzelf slecht geworden. De Schrift spreekt over een zonde van de engelen. Deze ‘zondeval’ bestaat in de vrije keuze van deze geschapen geesten, die God en zijn rijk radicaal en onherroepelijk hebben afgewezen.
- De leer over de erfzonde – samen met die over de verlossing door Christus – geeft een helder inzicht in de situatie van de mens en zijn handelen in de wereld. Door de zonde van de stamouders heeft de duivel een zekere macht over de mens gekregen, hoewel deze laatste zijn vrijheid behouden heeft. De erfzonde leidt tot “de slavernij onder de macht van hem die daarna het dodenrijk bezat, d. w. z. de duivel. Ontkennen dat de mens een gewonde, tot het kwaad geneigde natuur heeft, geeft aanleiding tot ernstige dwalingen op het gebied van opvoeding, politiek, sociaal handelen en
- Deze dramatische situatie van de wereld, die geheel in de macht van de boze ligt (1 Joh 5, 19) maakt van het leven van de mens een strijd: door heel de menselijke geschiedenis heen loopt een lijn van harde strijd tegen de machten der duisternis. Deze strijd dateert van het begin van de wereld en zal, overeenkomstig het woord van de Heer, voortduren tot aan de laatste dag. In deze strijd moet de mens zonder ophouden strijden, wil hij vasthouden aan het goede, en niet zonder grote krachtinspanning kan hij met de hulp van Gods genade in zichzelf de eenheid tot stand brengen.
De ervaringen van exorcisten bevestigen de leer van de Kerk. Het mysterieuze is dat de satan het horen van de namen van Jezus, Maria en alle andere heiligen niet verdraagt; ook niet besprenkeling met gewijd water door een priester. Als er in stilte gebeden wordt voor een persoon die door de demon belaagd wordt, zal hij niet reageren. Als hij besprenkeld wordt met gewoon water, komt er ook geen reactie. Maar vanaf het moment dat de litanie van alle heiligen wordt uitgesproken, of hij besprenkeld wordt met enkele druppels gewijd water, springt hij op. Hoe kan het dat een engel, die nochtans geen lichaam heeft en geen oren, zo gevoelig is voor een heilige naam of voor enkele druppels gewijd water? Het is een groot mysterie, maar de feiten zijn er wel! Wat echt indrukwekkend is, is dat door zo te reageren op het uitspreken van een heilige naam, of besprenkelen met gewijd water, de satan laat zien dat hij verplicht is de autoriteit van de priester die het water gewijd heeft, te erkennen, en zo ook de autoriteit van Christus die zich van de priester bedient bij het uitoefenen van een exorcisme. Deze feiten herinneren ons ook aan de machtige voorspraak van de heiligen vanuit de hemel! Onze Redder wil hen laten deelnemen aan het heil van de wereld, Hij wil dat ze aanroepen worden vooraleer de satan uit een lichaam of uit een ziel van iemand verdreven wordt!
Heel wat heiligen hebben vaak openlijk te doen gehad met de duivel! Denk maar aan de H. pastoor van Ars. Veel recenter dan, zijn zowel pater Pio als Marthe Robin beiden vreselijk door de duivel toegetakeld. Het toelaten door God van het handelen van de duivel is een groot mysterie, maar, Paulus leert ons: “wij weten dat God in alles het heil bevordert van die Hem liefhebben” (Rom 8, 28).
Christenen geloven in de realiteit van satan. En ze weten ook door het expliciete onderricht van Jezus over dit onderwerp – dat op een authentieke wijze door de Kerk is geïnterpreteerd – dat ze allen het gevaar lopen om satan in de hel te vervoegen. Het klopt dat als tegenreactie tegen de mentaliteit van angst van vroeger, zich nu bij christenen meer en meer een mentaliteit ontwikkelt die bevrijd is van alle angst. Je hoort inderdaad vaak mensen zeggen: zij hebben ons vroeger nogal eens bang gemaakt met al die verhaaltjes over de hel en het vagevuur. De huidige mentaliteit zou je kunnen omschrijven in de volgende redenering: God is alleen maar Barmhartigheid, dus er bestaat geen hel. Dus moet ik me er ook niets van aantrekken! Dat is nochtans niet het Goede Nieuws dat Jezus ons gebracht heeft! De Bijbel verplicht ons 2 waarheden onder ogen te zien die tegenstrijdig zijn; maar ze zijn allebei waar:
- Enerzijds wil God het heil voor alle mensen, en Hij geeft hen ook onophoudelijk alle middelen om dat te kunnen bereiken;
- Anderzijds waarschuwt Hij ons dat wij zo dom en zo stout, of zeg maar hoogmoedig, kunnen zijn dat de kans bestaat dat wij het eeuwig leven mislopen.
Daarom vraagt Hij ons om dagelijks in het Onzevader te bidden: bevrijd ons van de Boze (Mt 6, 13). Paulus zal hetzelfde zeggen als hij spreekt over de zondaars die door de hardheid en de verstoktheid van hun hart voor zichzelf een kapitaal van toorn opstapelen tegen de dag van de toorn (Rom 2, 5). Tweemaal somt de apostel de zonde op waarvan de uitvoerders het Rijk der Hemelen niet zullen binnengaan (1 Kor 6, 9-10 en Gal 5, 21). De Kerk heeft altijd aan de christenen gevraagd om de woorden van het Evangelie over de hel heel ernstig te nemen. Het geloof in dit vreselijk mysterie van de hel kan in het hart van de christen een prachtig vertrouwen van een kind opwekken. Men kan, zonder te overdrijven zeggen, dat het dankzij hun geloof in de hel is dat de heiligen van onze geschiedenis al hun vertrouwen in God gelegd hebben. Het is dit vertrouwen dat Thérèse van Lisieux zo bezongen, maar ook zelf geleefd heeft.
- In dit derde deel willen wij nadenken over wat wij als christenen kunnen doen om de geestelijke strijd zo te voeren dat wij na ons aardse leven als overwinnaars mogen thuiskomen in de Liefde van de Drie-ene God. Om te beginnen en als voorbeeld voor ons het getuigenis van een 60-jarige priester die rond zijn 40ste in een vreselijke crisis terechtgekomen was. Hij had zich als priester altijd heel goed gevoeld, en hij had ook altijd keihard gewerkt. En dan sterft plots zijn vader. Dit onverwachte overlijden bracht de sneltrein van zijn leven abrupt tot stilstand. Hij was uitgeput van het harde werken en kon er ook de zin ervan niet meer in zien. Hij besefte dat hij alleen maar uit eigen kracht gewerkt had, en dat hij allerlei motieven had laten meespelen om zich voor bepaalde zaken in te zetten. Hij besefte plots ook dat hij midden in een geestelijke strijd zat die hij vroeger niet herkend had. Hij is dan krachtig beginnen te bidden, 10, 20 keer per dag, telkens als het nodig was, en dag na dag: “Heer, U alleen behoor ik toe, U en niemand anders!” Na weken, na maanden misschien, ging het hem stilaan beter. En dit gebed is hij blijven bidden, als een schietgebed, om de Heer te bevestigen dat hij met alles wat hij was en had voor Hem koos: alleen de Heer, zijn Bevrijder wou hij toebehoren. Dit gebed heeft hem gered. Tegenwoordig is hij een heel begenadigd priester die indrukwekkende retraites preekt waarbij hij veel harten van toehoorders met zijn getuigenis raakt! Ons herhaaldelijk gebed, waarin wij Jezus bevestigen dat wij Hem, en alleen Hem toebehoren, is een krachtig wapen in de geestelijke strijd. Net zoals onze onvoorwaardelijke keuze voor trouw aan ons geloof, aan de Kerk en aan Maria.
Als wij in moeilijkheden verkeren helpt het als we voorbeelden hebben die ons laten zien hoe we met ons leven verder kunnen. Deze priester is zo voor mij een groot voorbeeld geweest, en ik pas tot op vandaag toe wat ik van hem geleerd heb. Ons grootste model is natuurlijk Jezus. Misschien beseffen we dat niet direct, maar Jezus heeft heel zijn leven moeten strijden om trouw te blijven aan diegene die Hij Zijn Vader noemde. Hij heeft het onbegrip van zijn kameraden uit Nazareth gekend; Hij heeft geleden onder de traagheid waarmee zijn leerlingen het geloof aannamen, Hij heeft geleden onder hun krenterige jaloezie. Hij heeft geweend toen Jeruzalem Hem verworpen heeft, en op het uur van zijn sterven werd Hij door paniek bevangen. De synoptische evangelies beginnen de beschrijving van het openbaar leven van Jezus met zijn beproevingen in de woestijn. Hij werd er door de duivel bekoord. Het zijn die bekoringen waaronder ook Israël in de woestijn te lijden had. Jezus overwint ze door te steunen op de Woorden van de Schrift die God voor dit moment had uitgesproken. We kunnen er ook de fundamentele bekoringen in herkennen waaraan ieder van ons vroeg of laat ten prooi valt: de bekoring van het hebben, van het kunnen, en die van het weigeren van onze menselijke limieten te accepteren, en van God op de een of andere manier proberen te dwingen om tussen te komen. Jezus heeft deze strijd zegevierend gewonnen.
Op het einde van de synoptische evangelies wordt het gebed beschreven van Jezus in de Hof van Olijven. Door doodsangst aangegrepen bidt Hij onder luid geroep en geween (Heb 5, 7) tot zijn Vader. ‘Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan voorbij gaan’ (Mt 26, 39). Om aan de martelingen te ontsnappen, smeekt Hij zijn Vader om het verloop van de dingen te laten veranderen. Het is in feite de beschrijving van een beproeving, de ultieme beproeving waar Hij opnieuw als overwinnaar zal uitkomen. Door het openbaar leven van Jezus te kaderen door deze 2 perioden van beproevingen, tonen de evangelisten ons dat ook Jezus beproefd geworden is zoals ieder van ons. Hij was ten volle mens. En om trouw te blijven aan de wil van zijn Vader moest Hij strijden en diens hulp inroepen. Jezus bracht zijn nachten door in gebed. Hij deed dit niet alleen omdat Hij ons een voorbeeld wilde stellen, maar vooral omdat Hij dit gebed nodig had om aan zijn zending trouw te blijven. Lucas zegt ook duidelijk dat Jezus met meer aandrang gebeden heeft op beslissende ogenblikken van zijn leven. Dit gebed van Jezus herinnert er ons aan dat wij niet verbaasd moeten zijn als ons gebed niet altijd rustig verloopt! Ons gebed is vaak een echte strijd. En God vraagt ons om te strijden opdat onze verlangens zouden geordend worden: “ Heer, moge Uw Naam geheiligd worden, Uw Wil geschiede!”
Jezus is niet alleen ons model, Hij is ook een trouwe metgezel. Zijn blik rust altijd op ons, Hij biedt ons voortdurend zijn hulp aan. Wat een geluk te mogen weten dat Jezus altijd bij ons is, wat ons ook overkomt. Hij bemoedigt ons om ons kruis edelmoedig op te nemen; zo zullen wij werkelijk zijn leerlingen zijn. “Jezus brandt van liefde voor ons”, schreef Thérèse van Lisieux aan haar zus Céline. Zie naar zijn aanbiddelijk Gelaat! Zie naar die wonden. Zie Jezus recht in het gelaat…Daar zal je zien hoeveel Hij van ons houdt!” (Brieven, 4 april 1889)
Jezus vraagt ons om onophoudelijk te bidden, want we hebben Hem absoluut nodig om als overwinnaars uit onze geestelijke strijd te komen.
Satan camoufleert zich vaak als een engel van licht. Hij bestookt ons met slogans die op het eerste zicht waar zijn, maar die totaal fout zijn. Hoe kunnen we ons hiertegen wapenen? “Hanteer het zwaard van de Geest, dat is het Woord Gods” leert Paulus ons (Ef 6, 14-17). Was dat ook niet de tactiek die Jezus zelf gebruikt heeft in de woestijn? Tegenover elk argument van de demon gebruikte Hij een Woord uit de Torah. Het is dus goed om vaak in de Bijbel te lezen. Het ideaal zou zijn dat wij kleine bijbelverzen zoeken die we kunnen gebruiken telkens als we aangevallen worden. Ik geef een voorbeeld: als de gedachte je vaak overvalt dat je zo eenzaam bent en dat er niemand is om je te troosten, denk dan aan Luc 19, 5: “Zacheus, kom vlug naar beneden want Ik moet vandaag nog bij u te gast zijn.”
Willen we dat onze Bijbelverzen efficiënt zijn in onze geestelijke strijd, dan is het absoluut noodzakelijk dat we geloven dat ze uit de mond van Jezus zelf komen!
Wil ik mijn geestelijke strijd goed strijden, dan is het ook absoluut noodzakelijk dat ik leer vechten tegen mijn gebreken en tegen mijn passies. Naarmate ik mij daar trouw in oefen, des te sterker word ik en moediger, en des te meer zal ik vooruitgang boeken. Maar ook deze strijd moet ik voeren met mijn ogen gericht op Jezus. Belangrijk daarbij is dat ik mij duidelijke voornemens maak waaraan ik mij met vallen en opstaan tracht te houden. Ik weet immers dat ik zwak ben en dat ik wel eens zal struikelen. Maar dat vooruitzicht mag mij niet weerhouden om een duidelijk voornemen te nemen. Het feit dat ik mij bewust ben van mijn zwakheid, brengt mij al a.h.w. in de armen van mijn Redder. Een voorbeeld van een duidelijk voornemen: kleine verplichtingen die mij tegenstaan met liefde volbrengen, zoals onmiddellijk na het eten de tafel afruimen en de afwas doen. Of iemand ontvangen die mij graag wil bezoeken maar aan wie ik een hekel heb. In de strijd tegen onze gebreken en passies kunnen we ook een regelmatig vasten invoeren, bv 1 dag per week vasten op brood en water. Dat klinkt niet zo aantrekkelijk in een tijd waar genieten voorop staat. Ook de Kerk heeft de praktijk van het vasten sterk afgezwakt. Toch is het een heel efficiënt wapen in de strijd tegen onszelf en tegen de demon. Heiligen hebben er vaak en met vrucht gebruik van gemaakt. Vasten is werkelijk een zeer krachtig wapen om over onze wereld een waterval van genade, en meer bepaald van vrede, te doen neerkomen.
Hét geestelijke wapen bij uitstek in onze geestelijke strijd is natuurlijk de biecht. Door de zonde worden wij geketend aan de demon. In het sacrament van de biecht worden die ketenen doorgesneden. Soms kunnen we de bevrijding die daarvan het gevolg is ook echt voelen.
En zo kom ik tot een laatste voorstel om ons te wapenen in de strijd die God van ons vraagt. Christenen hebben heel vroeg de reflex gehad om zich te wenden tot de Moeder van de Verlosser om beschermd te worden. Het heel oude gebed tot Maria ‘Sub tuum praesidium’ getuigt hiervan. Het is de Latijnse vertaling van een gebed dat in de 3de eeuw in Egypte in het Grieks opgeschreven is. Tien eeuwen later nodigt de H. Bernardus ons uit om ons tot Maria te wenden. Zij is de Stella Maris, de Ster van de zee die ons verhindert verloren te gaan in de stormen van ons leven. Zelf heb ik sterke ervaringen met het bidden van de rozenkrans. We hadden vroeger heel wat problemen met onze puberende dochter. Eens waren we in Scherpenheuvel en verdween ze na een korte maar hevige ruzie uit de auto. We konden haar nergens meer vinden. Schrik overviel ons, tot ik de ingeving kreeg om de auto te parkeren en rozenkrans te bidden. Bij het 5de 10-tje ging het achterportier van de auto open en stapte ze in. Alle spanning en kwaadheid waren weg! Of nog een andere sterke ervaring! Op een bepaald moment werkte ik bij het bisdom in een evangelisatieproject. Voor dit doel was er een video gemaakt. Ik was verantwoordelijk voor de verspreiding ervan. En zo nam ik het besluit om deel te nemen aan een plaatselijke paranormale beurs. Ik huurde er een standje en installeerde mij met een grote stapel video’s. Tegenover mij waren 2 standjes met dames; de ene legde Tarotkaarten, de andere keek in een glazen bol. Ik wist natuurlijk in welk milieu ik mij begaf, en ik wist ook dat ik bescherming moest afbidden. Dus begon ik rozenkrans te bidden. Hoewel er heel wat volk op de beurs rondliep, kwam er niemand naar de standjes tegenover mij. Ik zag dat de dames na verloop van tijd zenuwachtig begonnen te worden. Tegen de middag hoorde ik ze hun verontwaardiging uiten over het feit dat ze nog geen klanten gehad hadden, terwijl dat op elke andere beurs wel zo was en ze er altijd een heel goede duit aan verdienden. In de loop van de namiddag zijn ze dan uit pure frustratie vertrokken! Ik voor mijn part wijdde het aan mijn vurig rozenkransgebed!
Gedenk, o goede maagd Maria, dat het
nooit gehoord is, dat iemand tot u zijn toevlucht nam,
uw hulp afsmeekte en om uw bijstand vroeg,
verlaten is geworden.
Gesterkt door zulk een vertrouwen, nader ik,
Maagd der maagden, Moeder, tot u,
sta ik voor u, vol weemoed en zonde.
Versmaad mijn woorden niet, o Moeder van het Woord;
maar in goedheid luister, en verhoor mij. Amen.
Voor vragen bij deze uitzending, bel naar 016, 41 47 47 of mail naar [email protected]
Bronnen:
- Gagner le combat spirituel, Pierre Descouvemont, Editions de l’Emmanuel, 2006
- Kathechismus van de Katholieke Kerk
- Getuigenis van Marino Restrepo in het boek L’illumination des consciences, Joseph Lemaire, Rassemblement à Son Image, 2015.